Het Klaar-lampje van de printer brandt niet.
|
|
Druk op X om de printer naar de status Klaar te laten terugkeren.
|
|
De voorklep is niet gesloten.
|
|
|
Er wordt een ander printerbericht dan Klaar op het bedieningspaneel van de printer weergegeven.
|
|
|
De interfacekabel is niet juist voor deze configuratie.
|
|
Selecteer de juiste interfacekabel voor deze configuratie. Raadpleeg USB-configuratie.
|
|
De interfacekabel is niet stevig aangesloten op de printer en de computer.
|
|
Maak de interfacekabel los en sluit deze weer aan.
|
|
De interfaceconfiguraties op de configuratiepagina van de printer komen niet overeen met de configuraties van de hostcomputer.
|
|
Configureer de printer zodanig dat deze overeenkomt met de configuratie van de computer.
|
|
De computer werkt niet naar behoren.
|
|
Gebruik een programma dat correct functioneert om de computer te controleren.
|
|
De computerpoort waarop de printer is aangesloten, is niet geconfigureerd of werkt niet goed.
|
|
Sluit een ander randapparaat aan op deze poort om te controleren of de poort goed werkt.
|
|